Zoals ieder jaar heeft de Dopingautoriteit samen met het ministerie van VWS, NOC*NSF en de AtletenCommissie van NOC*NSF een reactie samengesteld op de nieuw voorgestelde dopinglijst. In reactie op de conceptversie van de Dopinglijst 2011 is ervoor gepleit dat de stoffen die daadwerkelijk prestatiebevorderend en slecht voor de gezondheid zijn meer prioriteit moeten krijgen, dat de dopinglijst minder invloed heeft op medische beslissingen en dat WADA meer transparantie geeft over waarom bepaalde stoffen op de dopinglijst staan.
De Nederlandse partijen onderschrijven het belang van een mondiaal geharmoniseerd en stevig anti-dopingbeleid en begrijpen ten volste dat de bijhorende maatregelen een last kunnen zijn voor de sporter. Hierdoor kan het zijn dat gedrag, dat als volstrekt ‘normaal’ wordt beschouwd door niet-sporters, soms extra aandacht vereist voor sporters die in aanmerking komen voor dopingcontroles. Echter, het is ook de taak van de anti-dopingautoriteiten om de impact van deze maatregelen op het dagelijks leven van de sporter te minimaliseren. Juist daarom wordt er gepleit voor een Dopinglijst 2011 met de volgende eigenschappen:
- De Dopinglijst 2011 is zo kort mogelijk, maar zo lang als noodzakelijk
- De Dopinglijst 2011 minimaliseert de impact op de goedwillende sporter
- De Dopinglijst 2011 minimaliseert de beperkingen, die worden gesteld aan goedwillende artsen en overig begeleidend personeel
- De Dopinglijst 2011 optimaliseert de mogelijkheden om kwaadwillende sporters en begeleidend personeel op te sporen en te straffen
- De Dopinglijst 2011 kan gemakkelijk worden uitgelegd aan de sporter, het begeleidend personeel en het algemeen publiek
Met deze uitgangspunten als leidraad zijn er drie hoofdpunten waarop de Dopinglijst 2011 verbeterd zou kunnen worden.
1. Duidelijke prioriteitstelling
Als gekeken wordt naar het farmacologisch effect is het onduidelijk waarom stoffen zoals schildklierhormonen en nicotine nog niet op de Dopinglijst 2011 staan en geïnhaleerde bèta-2 agonisten, geïnhaleerde corticosteroïden, cannabinoïden, narcotica en alcohol wel. Het zou helpen als WADA hier meer duidelijkheid over zou verstrekken. De Wereld Anti-Doping Code biedt namelijk de mogelijkheid om de drie criteria (prestatieverhogend, slecht voor de gezondheid, tegen de ‘spirit of the sport’) te wegen en de Nederlandse partijen zijn van mening dat hierbij de prestatieverhogende karakteristieken van een bepaalde stof het meest dienen mee te wegen.
Echter, dit betekent niet dat er bepaalde stoffen van de lijst afgehaald dienen te worden. Er kan namelijk ook gekeken worden naar andere oplossingen, zoals het verhogen van de toegestane grenswaarden, het aanpassen van de sanctiesregels voor deze stoffen, of de stoffen slechts verbieden voor de takken van sporten waarbinnen het misbruik van deze stoffen een bekend probleem is. Het is aan WADA om hierin een voor alle groepen geschikte oplossing te vinden.
2. Minder invloed op medische beslissingen
Veel items op de Dopinglijst 2011 gaan over medicijnen of medische behandelmethoden. Hierdoor is het onvermijdbaar dat de Dopinglijst 2011 invloed heeft op medische beslissingen. Echter, het is in principe niet aan de dopingautoriteiten om een bepaalde medische therapie of methode voor te schrijven. Deze taak dient te liggen bij de behandeld arts.
De Nederlandse partijen zijn van mening, dat bijvoorbeeld bij het toedienen van plaatjesrijk plasma of het aangebrachte verschil in status bij de bèta-2 agonisten (salbutamol/salmeterol vs. de rest), WADA te veel interfereert in de relatie tussen arts en patiënt. De dopingautoriteiten kunnen namelijk stoffen en methoden verbieden als ze mogelijk misbruikt worden, maar het is niet de taak om mogelijk medisch wangedrag te bestrijden.
3. Meer transparantie
Afgelopen jaar werd de verandering in status van pseudo-efedrine gesteund door een uitgebreide en heldere onderbouwing. Voor dit jaar zijn de belangrijkste veranderingen (in sectie S5, M2 en S9) niet onderbouwd. Dit is echter wel de wens van de Nederlandse partijen. Een dergelijke onderbouwing versterkt namelijk de discussie door openheid en transparantie te bieden, wat vooral belangrijk is voor de uitleg aan sporters, begeleidend personeel en andere belanghebbenden.
Verder dient WADA ook meer openheid van zaken te geven in het gehele proces bij het samenstellen van een nieuwe Dopinglijst. De voorkeur gaat hierbij uit naar een systeem waarbij alle commentaar door belanghebbende partijen en de reacties hierop van WADA openbaar gemaakt worden.
Methylhexanamine (geranamine)
In het Nederlands commentaar op de Dopinglijst 2011 wordt ook aandacht besteed aan methylhexanamine (ook wel geranamine genoemd). Methylhexanamine staat op de concept Dopinglijst 2011 onder sectie S6 in de lijst van zogenoemde 'niet-specifieke stimulantia'. Als stoffen uit deze categorie bij een dopingcontrole worden aangetroffen, geldt een standaardstraf van twee jaar uitsluiting.
Methylhexanamine mag echter legaal in elke winkel in Nederland verkocht worden, en het wordt regelmatig verwerkt in voedingssupplementen. Soms is het niet duidelijk dat het om methylhexanamine gaat omdat andere benamingen worden gebruikt, zoals ‘geranium oil’ of ‘geranium root extract’. De kans om de stof onbedoeld binnen te krijgen is dus aanmerkelijk. Om die reden pleit Nederland voor verplaatsing van deze stof naar de categorie 'specifieke stimulantia'. Voor stoffen in deze categorie kunnen ook (veel) lagere straffen worden opgelegd, aangenomen dat de sporter kan aantonen hoe de stof in zijn lichaam gekomen is. De werking van methylhexanamine lijkt bovendien erg op die van andere 'specifieke stimulantia', zoals efedrine, pseudo-efedrine en cathine. Het zou ook om die reden logischer zijn om methylhexanamine in dezelfde categorie onder te brengen.
De volledige reactie van de Nederlandse partijen is hier te vinden.