De Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijdersbond (KNSB) en de Dopingautoriteit gaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de tuchtcommissie van de KNSB in de zaak Van Beek. De KNSB en de Dopingautoriteit zijn het niet eens met de uitspraak van de Tuchtcommissie. Genoemde commissie liet afgelopen vrijdag weten marathonschaatser Van Beek op procedurele gronden vrij te spreken.
De Tuchtcommissie van de KNSB besloot op 20 december bij tussenuitspraak een onafhankelijke deskundige te benoemen. De Dopingautoriteit werd daarbij opgedragen aanvullende documenten af te geven aan de deskundige. De Dopingautoriteit weigerde echter om deze stukken over te dragen omdat het dossier met alle relevante stukken, zoals beschreven in het KNSB Dopingreglement en de Internationale Standaarden, reeds lang was overlegd en de schaatser geen relevante afwijking van die standaarden had aangetoond.
De Tuchtcommissie van de KNSB bepaalde vervolgens dat door die weigering geen nader onderzoek kan worden gedaan en de Tuchtcommissie daardoor ook niet in staat zou zijn om te bepalen of de schaatser op goede gronden de juistheid van de uitslagen heeft ontkend. De Tuchtcommissie sprak daarop de schaatser vrij.
De KNSB en de Dopingautoriteit zijn het niet eens met deze procedurele uitspraak van de Tuchtcommissie. In de regelgeving is nauwkeurig omschreven hoe een dossier in een dopingzaak moet worden samengesteld, en welke stukken zich hierin moeten bevinden. Voor dit systeem is gekozen om te voorkomen dat sporters de rechtsgang frustreren door het onophoudelijk opvragen van grote aantallen irrelevante stukken.
In vele uitspraken, waaronder die van het Court of Arbitration for Sport (CAS) in Lausanne, is dit systeem geaccepteerd en bevestigd. Alle betrokkenen, waaronder de Dopingautoriteit en de Tuchtcommissie van de KNSB, zijn gebonden aan deze regelgeving. De Tuchtcommissie heeft de regelgeving en de jurisprudentie echter genegeerd, waardoor beroep onvermijdelijk is.