Anti-dopingbeleid is gebaseerd op vele goede bedoelingen, maar om te bepalen of het beleid doet wat ermee beoogd wordt, zijn wetenschappelijke gegevens onontbeerlijk. Om dit aspect nader uit te diepen is door de Dopingautoriteit, met co-financiering van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een promotietraject gestart. Op 18 november zal Olivier de Hon, wetenschappelijk beleidsmedewerker bij de Dopingautoriteit, het proefschrift getiteld “Striking the Right Balance – Effectiveness of Anti-Doping Policies” verdedigen aan de Universiteit Utrecht. De promotor is Prof.Dr. Maarten van Bottenburg, hoogleraar Sportontwikkeling aan het Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO).
De voornaamste conclusie luidt dat onderzoek naar de mate waarin dopinggebruik voorkomt veel vaker uitgevoerd en gepubliceerd moet worden. De wetenschappelijke methoden om dit te doen zijn beschikbaar. De huidige gegevens wijzen er op dat 4-39% van de topsporters bewust doping gebruikt om de sportprestatie te verbeteren. Dit percentage varieert aanzienlijk tussen verschillende groepen sporters. Bovendien blijkt uit een eerste analyse van de juridische gegevens van het Wereld Anti-Doping Agentschap dat in ongeveer 40% van de dopinggevallen sprake is van een verminderde verantwoordelijkheid aan de kant van de sporter. Het bestaande anti-dopingraamwerk zou deze situatie op verschillende manieren moeten proberen te verbeteren.
De vraag naar de effectiviteit van het beleid hangt nauw samen met de beschikbaarheid van effectieve middelen om de sportprestatie te verbeteren. In het proefschrift worden drie casestudies beschreven die dit aspect behandelen. Aanvullend worden drie casestudies over de gevolgen van het bestaande beleid beschreven. Samen leiden deze analyses tot de conclusie dat enige bijsturing van het internationale beleid op zijn plaats is om het noodzakelijke evenwicht te behouden tussen de hoofdtaak van anti-doping (het uitbannen van dopinggebruik) en de belasting die wordt opgelegd aan alle sporters. Het draait hierbij om een multidisciplinaire wetenschappelijke aanpak, transparante discussies, en meer focus op wat ‘doping’ daadwerkelijk is, of zou moeten zijn. De stem van de sporters zelf is hierbij van essentieel belang.
Het volledige proefschrift is hier te vinden (klik op ‘show’ onderaan de pagina).