De Dopingautoriteit heeft het Wereld Anti-Doping Agentschap gevraagd om meer nadruk te leggen op de belangrijkste dopingmiddelen en –methoden. Zoals ieder jaar heeft de Dopingautoriteit samen met het Ministerie van VWS, NOC*NSF en de AtletenCommissie van NOC*NSF een reactie samengesteld op de nieuw voorgestelde dopinglijst. In de reactie op de concept-dopinglijst voor het jaar 2010 is ervoor gepleit dat de stoffen die daadwerkelijk prestatiebevorderend en slecht voor de gezondheid zijn meer prioriteit moeten krijgen.
De Nederlandse partijen onderschrijven het belang van een mondiaal geharmoniseerd anti-dopingbeleid, en conformeren zich dan ook uitdrukkelijk aan dat beleid. Tegelijkertijd stellen zij vast dat de dopinglijst zelf, één van de belangrijkste pijlers van dat beleid, nog aanzienlijk aan sterkte kan winnen. Ongeveer een kwart van de wereldwijde positieve gevallen heeft betrekking op astmageneesmiddelen, ontstekingsremmers of cannabis. Dit zijn drie groepen van stoffen die nauwelijks tot geen prestatieverhogend effect hebben in vrijwel alle sporten. De tijd en het geld dat hieraan wordt besteed, kan beter worden ingezet om te controleren of er misschien andere dopinggeduide stoffen of methoden worden gebruikt.
Er zijn drie mogelijkheden om dit mogelijk te maken: de betreffende stoffen zouden alleen bij (hogere) grenswaarden tot een positief resultaat moeten leiden, bij een eerste constatering van gebruik van deze stoffen zou uitsluitend een waarschuwing moeten volgen, of (en dit heeft de Nederlandse voorkeur) deze groepen van stoffen zouden van de dopinglijst afgehaald moeten worden. Dit zijn fundamentele keuzes, waarbij op voorhand bekend is dat andere belanghebbenden (landen en sportorganisaties) daar andere ideeën over hebben. De Nederlandse partijen pleiten daarom voor een symposium over dit onderwerp, waarbij oplossingen gezocht zouden moeten worden die bredere steun genieten.
Een ander belangrijk punt is de constatering dat de heersende anti-dopingregels steeds meer de aard krijgen van medische richtlijnen; een ontwikkeling die niet verder zou moeten gaan. Artsen gaan over behandelingen met medicijnen; anti-dopingorganisaties hebben de verantwoordelijkheid om dopinggebruik in de sport te reguleren. Het feit dat die dopingmiddelen vaak medicijnen zijn, maakt het niet altijd mogelijk om deze scheiding van taken puur zwart/wit te maken, maar het mag nooit zo zijn dat een anti-dopingorganisatie aan een sporter een bepaalde medische behandeling voorschrijft, dan wel onthoudt.
De belangrijkste verandering die het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) voorstelt voor 2010, is het opnieuw op de lijst zetten van pseudo-efedrine, een stof die in veel landen verkocht wordt als verkoudheidsmedicijn. In hoge doseringen is deze stof waarschijnlijk prestatieverhogend, en deze doseringen gaan ook gepaard met gezondheidsgevaren. De stof is in Nederland niet op de markt.
Tenslotte zijn er in de Nederlandse reactie verschillende opmerkingen gemaakt over technische verbeteringen en verduidelijkingen van de dopinglijst. Ook wordt er gepleit voor het toestaan van het gebruik van zogenaamde “autologe bloed concentraten” (een steeds verder opkomende nieuwe medische behandeling) en pure zuurstof. De te verwachten prestatieverhogende effecten van deze stoffen zijn niet zeer groot, waardoor ze niet of nauwelijks als doping zijn te beschouwen.
Binnen WADA zullen verschillende comités alle voorstellen, van over de hele wereld, verzamelen en verwerken tot een nieuwe dopinglijst die volgens gewoonte op 1 januari van het nieuwe jaar ingaat.
De volledige reactie van de Nederlandse partijen is hier te vinden.