De stof AICAR staat recent in de belangstelling als mogelijk nieuwe kandidaat voor duursporters die doping overwegen. Na meerdere vragen over dit middel heeft de Dopingautoriteit besloten om de meest essentiële informatie over deze stof samen te brengen in een persbericht.
AICAR staat voor amino-imidazole carboxamide ribotide, een stof die de aanmaak van nucleotiden stimuleert. Nucleotiden spelen een rol bij de energielevering van de cel en bij het doorgeven van signalen binnen de cel en tussen cellen. Het is een stof die door het lichaam zelf wordt geproduceerd, maar het is ook beschikbaar als medicijn. Het wordt gegeven tijdens hartoperaties om de doorbloeding van het hart te optimaliseren en het kan gegeven worden aan suikerziektepatiënten om de stofwisseling van spiercellen te verbeteren. Voor sporters is AICAR een belangrijke stof omdat zowel doorbloeding als energiebeschikbaarheid essentiële voorwaarden zijn voor een goede sportprestatie. Het kan geïnjecteerd worden of in pilvorm worden ingenomen. Het is zeker geen standaardmedicijn, en het is bijvoorbeeld niet geregistreerd als medicijn in Nederland.
Er is nog weinig bekend over de precieze effecten van AICAR-toediening bij mensen. De effecten die uit dierexperimenteel onderzoek bekend zijn, duiden op een verbeterde doorbloeding en een verandering in spiervezeltypering richting type-1 vezels, wat van groot belang is bij duurprestaties. Mede hierdoor heeft het ook effect op de verbranding van koolhydraten en vetten (die ook wisselen per spiervezeltype). Sinds in 2008 bij muizen is aangetoond dat AICAR prestatieverbetering geeft zonder trainingsprikkel, wordt de stof ook wel “exercise in a pill” genoemd. Of dit effect ook in mensen te vinden is, is echter onbekend. Ook onder sporters zijn de effecten van AICAR nooit onderzocht, en blijft het exacte effect vooralsnog theorie.
Het is ook onbekend wat voor bijwerkingen AICAR kan geven, maar gezien het feit dat deze stof vele biochemische processen in het lichaam aanstuurt, kan verwacht worden dat deze bijwerkingen velerlei zijn, zowel op de korte als op de lange termijn.
In 2010 heeft het dopinglab in Keulen een artikel gepubliceerd waarin een methode staat beschreven hoe AICAR is te detecteren in urine. Omdat AICAR ook door het lichaam zelf wordt aangemaakt, gaat het artikel ook in op de wijze waarop je AICAR-gebruik kunt aantonen. De conclusie luidt dat hoeveelheden boven de 20 microgram per milliliter urine als frauduleus kunnen worden gezien. Er wordt in het artikel ook meer onderzoek aangekondigd naar aanvullende methoden om het verschil tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd AICAR aan te tonen (door middel van isotoop-ratio massaspectrometrie, analoog aan de wijze waarop testosterongebruik wordt aangetoond).
Los van deze bestaande methodes, kunnen urines van dopingcontroles tot acht jaar na afname worden bewaard om retrospectief onderzoek te kunnen uitvoeren.
Omdat het geen regulier medicijn is, is de beschikbaarheid laag. Er zijn wel bedrijven die de stof kunnen leveren, maar officieel mogen ze dat alleen doen aan partijen die legitiem medisch onderzoek uitvoeren. Er zijn gevallen bekend waarbij het journalisten gelukt is om de stof geleverd te krijgen, waarbij altijd wordt benadrukt hoe duur de stof is. Op basis van de theoretische werking kan men ervan uitgaan dat de hoeveelheid die nodig is om een effect te bereiken bij een persoon van 70 kilo meer dan 1000 euro per dag kost – en het is noodzakelijk om het ongeveer een maand lang dagelijks te gebruiken om een effect te verkrijgen. Dit maakt de beschikbaarheid nog lager.
Nieuw is het in ieder geval niet. De Dopingautoriteit monitort de ontwikkelingen rondom deze stof als sinds de eeuwwisseling en sindsdien is de stof ook regelmatig in de media geweest als potentieel dopingmiddel. Sinds 1 januari 2009 staat de stof bij naam genoemd op de dopinglijst, al zou men kunnen beargumenteren dat het in de jaren daarvoor ook al was verboden als vallend onder de destijds bestaande definitie van genetische doping. De detectiemethode is in 2010 beschreven en gepubliceerd. Het is wel zo dat de stof de laatste jaren meer in de belangstelling lijkt te staan – in ieder geval onder journalisten.
Of een stof populair is onder dopinggebruikende sporters hangt van vele factoren af, waarvan potentiële prestatieverbetering, potentiële gezondheidsrisico’s, detecteerbaarheid en beschikbaarheid de belangrijkste zijn. Deze aspecten zijn hierboven beschreven, en de algemene conclusie is dat het niet waarschijnlijk is dat het middel op grote schaal gebruikt wordt.